Garnalen- en schelpdiervisserij

De Noordzee is niet alleen rijk aan 220 vissoorten, hij zit ook vol schaal- en schelpdieren. Onder schaaldieren vallen bijvoorbeeld garnalen, krabben en kreeften. De Hollandse garnaal is een belangrijke vangst voor heel veel Nederlandse vissers. Schelpdieren uit de Noordzee zijn bijvoorbeeld mosselen, oesters, kokkels en mesheften. Hier vind je er vooral heel veel van voor de Zeeuwse kust. In dit hoofdstuk leggen wij uit hoe op een aantal van deze schaal- en schelpdieren wordt gevist.

garnalen

Garnalenvisserij

Garnalen zijn heel belangrijk voor de Nederlandse vissers. Voor onze kust vind je de Hollandse garnaal. Deze staat bekend om zijn uitgesproken smaak. In binnen- en buitenland zijn mensen er dol op!

Garnalen zwemmen dicht voor de kust, je hebt er misschien zelfs wel eens een zien lopen op het strand, of tussen je tenen voelen kriebelen. Veel mensen denken dat de garnalen die in de zee zwemmen al roze zijn, zoals wanneer je ze koopt, maar dat is niet waar. Als de garnaal in de zee zwemt, is deze grijs. In België noemen ze de Hollandse garnaal ook wel de grijze garnaal. Pas als de garnaal gekookt wordt, krijgt deze de bekende roze kleur. Dit gebeurt vaak al aan boord van het schip.

Een garnalenkotter lijkt een beetje op een boomkorkotter, waar we het eerder over hebben gehad. Deze kotter is wel aangepast voor de garnalen, deze zijn zo klein, dat ze niet in normale netten blijven zitten. Verder heeft de garnalenkor geen kettingen die over de bodem slepen, maar klossenpezen die over de bodem rollen. Dat is vaak al voldoende om de garnalen op te schrikken en veel minder slecht voor de zeebodem.

Omdat garnalen zo dicht voor de kust zwemmen, zijn de kotters meestal niet lang van huis. Maar als de garnalen aan land komen, moet de grootste klus nog beginnen: het pellen. Vaak gebeurt dat niet in Nederland, maar in Marokko. Na jaren lang experimenteren zijn inmiddels de eerste pelmachines in Nederland in gebruik genomen. Een machine die zo’n piepklein garnaaltje kan pellen is heel moeilijk te maken. Op dit moment is de hoeveelheid die kan worden verwerkt nog te klein. Daarom gaat het overgrote deel nog naar pelfabrieken in Marokko.

Vroeger pelden mensen thuis grote hoeveelheden garnalen. Dit is vanuit hygiëne wetgeving later verboden. Maar nog steeds zijn er ook in Nederland mensen die heel snel garnalen kunnen pellen. Elk jaar wordt in een van de vissersplaatsen het kampioenschap garnalen pellen gehouden.

Zo ziet een garnalenkotter eruit:

Garnalenkor

Schelpdiervisserij

In Nederland zijn schelpdieren verkrijgbaar die uit de Noordzee komen, maar ook die langs de kusten van Duitsland, Denemarken, Ierland, Italië en Groot-Brittannië zijn gevist. De schelpen worden na vangst naar Nederland gebracht, waar ze worden verwaterd. Dit betekent dat de schelpdieren in bakken met schoon zilt water worden gelegd zodat het zand en zeewater uit de schelpen spoelt.

Er worden verschillende technieken gebruikt om de schelpen te vangen. Schelpen zoals Sint Jacobsschelp zijn erg fragiel, dus vissen met een boomkor kan voor gebroken schelpen zorgen. Veel schelpen worden daarom gevangen met behulp van een handbeugel. De handbeugel is een soort hark met een net eraan, die met handkracht door de bovenste laag van de zeebodem wordt getrokken.

Sommige schelpen worden met de hand gedoken. Dit is bijvoorbeeld zo bij kokkels en oesters. Enkelkleppige schelpen, beter bekend als zeeslakken, worden gevangen met potten. Dit zijn vallen met aas, waar de slakken inkruipen en vast komen te zitten.

Mesheften zijn bekenden op de Nederlandse stranden. De langwerpige schelpen spoelen vaak aan. Deze heb je vast wel eens gezien. Ze worden in Nederland door slechts vier vissers gevangen, met behulp van een viskorf. Deze vismethode stuurt lucht vanuit een buis de zandbodem in. Hierdoor komen de schelpdieren los van de bodem, waarna ze door een andere buis naar boven worden getild. Deze methode is duurzaam, omdat de te kleine schelpen worden teruggezet in de Noordzee.

Mosselen

De mosselen die in Nederland verkrijgbaar zijn, worden gekweekt. De piepjonge mosselen, mosselzaad, worden opgevist uit de Waddenzee om vervolgens gezaaid te worden op een andere bodem in de Oosterschelde of het Waddengebied. Na ongeveer twee jaar zijn ze groot genoeg om geoogst te worden. Voordat ze verhandeld worden moeten ze eerst verwateren op een schoon stuk zeebodem. De kweek van mosselen is redelijk duurzaam en heeft weinig tot geen negatieve effecten op het milieu. Deze traditionele manier van mosselen kweken heet de bodemcultuur.

Een andere kweekmethode is de hangcultuur. Hangcultuurmosselen groeien sneller dan traditioneel gekweekte bodemcultuur mosselen. Hangcultuurmosselen worden in een lang net in de vorm van een sok in zee gehangen. Dit heet opsokken. In het midden van dit net hangt een touw waar de mosselen zich aan hechten. Na een paar weken lossen de netten op in het zeewater en zitten de mosselen alleen nog aan de touwen en aan elkaar vast. Gedurende de groei worden de mosselen een paar keer uitgedund en opnieuw opgesokt, zodat ze genoeg ruimte houden om te groeien. 

Zo zien de vistuigen van een mosselkor eruit:

mosselkor

Oesters

In Nederland kennen we twee soorten oesters, de Europese platte oester en de Japanse holle oester. Deze worden zowel gekweekt als wild geraapt. Wilde oesters worden op het wad met de hand geraapt. Op de bodem van de Oosterschelde en het Grevelingenmeer worden oesters gekweekt. De Japanse oester wordt het meeste gekweekt omdat dit een sterke oester is die niet snel last heeft van ziektes en snel groeit. Nadat oesters zijn gevist worden ze in oesterputten gehouden om te verwateren.